De
misselijkmakende stank van brandend vlees dringt zijn neusgaten binnen.
Onmogelijk, want hij heeft geen neusgaten meer. Zijn hoofd is weg. Zijn
schreeuw kon soms voor de vreemde beltoon van een telefoon doorgaan, maar nu
ontsnapt er geen geluid aan zijn roosterend lichaam.
Hij wil
overgeven, maar kan het niet. Hij heeft geen interne organen meer. Hij probeert
te lopen, maar zijn poten zijn vastgebonden. En die stalen priem die regelmatig
in zijn kont prikt, helpt ook niet.
Hij wil met
zijn vleugels flapperen. Hij is naakt, alle veren geplukt, maar heeft het niet
koud. Het vuur dat rond hem brandt, houdt hem warm. Te warm, om eerlijk te
zijn. Ho ho, veel te warm.
De dood van
een kalkoen is een feest voor mensen. Enkele weken nadat Sinterklaas en Zwarte
Piet terug naar Spanje zijn vertrokken, kiezen veel mensen voor kalkoen als
hoofdgerecht op hun kerstmenu.
Maandenlang
genoot hij van een rustig leven op de boerderij. Genoeg te eten, veel vrienden,
totaal geen verveling. Af en toe viel er regen op hen neer, en staarden ze
verbijsterd naar de hemel, geen idee hoe ze op dit fenomeen moesten reageren.
De man met de
bijl verraste hen en hakte al hun hoofden af. Ze dachten allemaal dat hij wel
genoeg van hun soort zou hebben gedood voordat het hun beurt was, dus bleven ze
staren en rouwen om hun verloren kameraden. De man zwiepte met zijn bijl als
een krankzinnige seriemoordenaar, zonder enig respect voor de levens die hij
nam.
Zijn
lichaam is nu van geen enkel nut meer. De ovendeur opent en een mensenhand druipt
wat saus over hem heen. Tijd om te vertrekken.
Hij zweeft
naar buiten, de keuken in. Een onzichtbare bubbel drijvend op de luchtstromen.
Hij cirkelt rond de kok, een vet exemplaar van het menselijk ras dat duidelijk de
helft van wat hij klaarmaakt zelf opeet. Een pluchen rendiergewei klemt bovenop
zijn koksmuts. De man glijdt de hele tijd met zijn tong over zijn lippen
terwijl hij zich over het feestmaal ontfermt.
Overal potten
en pannen, messen, keukengerei met onbekend gebruik. Dit is een slachthuis, een
martelkamer, een plek des doods en verminking dat geen levend dier durft
betreden. Gelukkig is hij al dood. Hij hoeft nergens meer bang voor te zijn.
De kalkoen
is slechts één onderdeel van een groter kerkhofbuffet. Allerlei dieren liggen
in stukjes op de slagerstafel, klaar om het vuur op te gaan. Hij herkent hen
aan hun zielafdrukken, een echo die achterblijft in de substantie van hun
lichamen.
Hij is zelf
ook een zielafdruk, maar hij verliet zijn vlees voordat de mensen het konden
opeten. Dat zou zijn ware dood betekenen. Soms gebeurt het dat zielen gevangen
zitten in het vlees, het niet willen loslaten, het feit weigeren te accepteren
dat ze in een lunch of diner zijn veranderd voor het verschrikkelijkste wezen
dat op aarde rondloopt.
Hij kijkt
nog een laatste keer over zijn schouder naar zijn lichaam, glanzend in de oven.
Tijd om afscheid te nemen. Tijd om verder te gaan.
Maar eerst,
wraak.
Hij zweeft
naar de volgende kamer. Tientallen mensen zitten gegroepeerd aan tafels. Rode
servetten, groene hulstkransen, zilveren engelenhaar gedrapeerd over de ramen. Iedereen
draagt zijn mooiste kleren, sommige daarvan gemaakt van de huiden van dezelfde
dieren die ze opeten.
De kalkoen
zweeft om hen heen terwijl ze eten. Sommige mensen zitten al aan de ijstaart,
maar de meesten hebben nog een bord met zijn soortgenoten voor zich, klaar om
ze stuk voor stuk in hun magen te laten verdwijnen, klaar om hen door de zure
vloeistoffen te laten verteren.
Hij doet
teken naar de zielen gevangen in het vlees, raakt hen met zijn metafysische
vleugels, tikt hen met zijn psychische bek, spoort hen aan om op te staan en
terug te vechten.
“Wat kunnen
we doen?” vragen ze.
Hun stemmen
komen uit het niets, rechtstreeks in zijn geest geboren. Al die prachtige
wezens afgeslacht op verschrikkelijke manieren die alleen de mensheid kent.
“Je kunt
maar één ding doen”, zegt de kalkoen. “Slecht worden. Laat je dierlijke
sereniteit en goedheid gaan en wordt gewoon slecht. Denk niet aan de gevolgen.
Jullie zijn al dood. Het doet er niet meer toe. Ze kunnen je geen kwaad meer
doen. Laat hen boeten.”
Ze
begrijpen het. Hij zweeft naar het plafond voor een goed zicht op de kamer, en
wacht. De eerste mens neemt een hap. Het duurt slechts vijf seconden voordat hij
verbleekt.
Terwijl
ziekelijke geluiden aan de menigte ontsnappen, lacht de kalkoen vanop zijn
positie hoog boven hen. Zijn vrienden zijn erin geslaagd de mensen hetzelfde
gevoel te geven als hij had toen hij nog in zijn lichaam in de oven zat.
Als de
mensen één zwakte hebben, is het hun maag. En de zoetste wraak dat voedsel kan
nemen, is vergiftiging.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten