woensdag 27 februari 2019

Boeken verslonden in februari



De laatste week van januari was aangebroken. Ik verwachtte niet voor het eind van de maand door de 500 pagina's van "Boetekleed" te lezen. Dus besloot ik mijn maandoverzicht al te schrijven. Hoe kon ik weten dat ik zo snel door het verhaal zou vliegen? Op 1 februari was hij al uit. Toegegeven, mijn editie heeft wel hele brede marges rondom, waardoor er niet zoveel tekst op een pagina staat. Maar toch, ik verwachtte een zwaar boek, moeilijk te volgen. In realiteit kon ik het niet neerleggen. Ik wou weten hoe het afloopt. 
Ian McEwan is een favoriet van onze docente Literaire Creatie. Voor de leesclub van de bibliotheek van Genk bespraken we ooit "Suikerspin", een spionageverhaal met een interessante twist op het einde. Toen ik "Boetekleed" vond in de kringloopwinkel, moest ik hem wel meenemen. 
Het is een verhaal dat start aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, maar het is geen echt oorlogsverhaal. Het bestaat uit vier delen. In het eerste deel volgen we de lotgevallen van de familie Tallis. De mooiste stukken vond ik van Briony, die vertelt over het schrijverschap en storytelling. Zij heeft een toneelstuk geschreven dat ze met haar neefjes en nicht wil opvoeren, maar uiteraard loopt er vanalles mis en zo leren we alle personages kennen. Een mooie inleiding naar het 'inciting incident' dat de levens van de belangrijkste personages compleet verandert. Deel twee vond ik het minst interessant. Hier zit Robbie, de vriend van Briony's oudere zus, in het midden van alle oorlogswaanzin, in de buurt van Duinkerken. Deel drie was dan weer geweldig gedetailleerd en aangrijpend. Het speelt zich af in een Londens ziekenhuis waar Briony als verpleegster oorlogsslachtoffers verzorgt. Deel vier is verrassend en geeft een onverwachte draai aan het boek, die je misschien wel voelt aankomen als je ziet wat voor groot thema verhalen vertellen is. In combinatie met het thema boetedoening is het hele boek magnifiek geschreven. Het zit vol humor en tragedie, en dat maakt het allemaal zo levensecht.

Geheel onverwachts kwam "Het Shakespeare Contingent" me in handen. Een samenwerking tussen Sam Laevers, tienerzoon van een collega van mij, en Steven Bogaerts. Hoewel de tekst op zich nog wat finetuning kan gebruiken, staat het verhaal er wel. Menig young adult, maar ook volwassenen, zullen genieten van deze Dan Brown in het klein. Alles zit er in: een plots sterfgeval, een mysterie dat alleen via een reeks puzzels en cryptische aanwijzingen opgelost kan worden, een geheime samenzwering. Hoofdpersonage Benjamin Pearson ontwikkelt zich als een echte Robert Langdon. Zonder een voet op Engelse bodem te hebben gezet, schrijft Laevers een reisverhaal neer alsof hij toch ter plekke alles onderzocht heeft, van Londen naar Stonehenge en Glastonbury. Ik ben al vijf keer in Londen geweest, en tijdens het lezen zag ik de stad weer volledig voor me. De hoofdstukken zijn heel kort, vertelperspectief verandert constant, en Laevers speelt ook wat met chronologie. Op een toch wat speelse manier durft Laevers zelfs echte leden van de Britse koninklijke familie als personages neer te zetten. De laatste hoofdstukken kon ik bijna niet neerleggen, klaar om het mysterie te ontdekken, hopende op iets goeds dat al het voorgaande netjes zou samenknopen. En Laevers levert ook af. Een onthulling die ik totaal niet zag aankomen, hoewel het van in het begin eigenlijk in je gezicht wordt gegooid, en een verklaring van het mysterie die toch voldoening gaf, hoewel ik toegeef nog niet alles volledig te snappen. Zoals gezegd had de tekst nog eens nagelezen mogen worden, maar als Laevers nog meer van dit soort verhalen blijft bedenken, gaat hij nog ver komen.


Last-minute lastten we nog een extra boek in bij de opleiding Literaire Creatie: "Grand Hotel Europa" van Ilja Leonard Pfeijffer. Niet onmiddellijk beschikbaar in de bib, heb ik het ebook aangeschaft. God, wat heb ik me dat beklaagd.
Pfeijffer gebruikt in mijn ogen hooghartige taal en lange zinnen om simpele dingen te zeggen. Hij is wat overintellectueel in zijn woordkeuze. Maar ergens vermoed ik dat dit opzettelijk is. Zo had ik, ondanks 'de Italiaanse meisjes met hun bronzen hertendijen', totaal geen zin meer om ooit nog naar Venetië te gaan. Pfeijffer doet teveel moeite om authentiek over te komen, maar dat klaagt hij net aan in zijn boek, dus faalt of slaagt hij nu? Soms wist ik niet meer of ik een boek aan het lezen was, of de Knack, of misschien een transcriptie van De Zevende Dag in handen had gekregen. De helft van wat hij schrijft, begrijp ik niet. Volgens mij hebben we niet de longlist bekeken, maar de longwinded list. We kregen overlaatst in de les een schrapoefening mee, en die was eigenlijk volledig geschreven in Pfeijffer-stijl.
Vanaf hoofdstuk 11 begon het cynisme wat op me af te vegen. Niet zo erg als "Godverdomse dagen op een godverdomse bol" van Dimitri Verhulst, kon ik mijn geest voldoende in bochten wringen om de stijl niet te bejubelen maar al wel te appreciëren, hoezeer er ook een terugkerend patroon in zit. Monologen opgesplitst over Pfeijffer zelf als hoofdpersonage en nog een tweede personage dat heel toevallig dezelfde mening heeft; liefdesscènes al dan niet gefantaseerd door Pfeijffer; en tussendoor de Dan Brown light versie over een verloren schilderij van Caravaggio waarvan ik eerst het nut niet in zag maar dat gewoon nieuw leven probeert te blazen in een statische liefdesrelatie. Opvallend is dat Pfeijffer in dialogen met zijn liefdespartner alleen zegt wat hij denkt dat zij wil horen in plaats van voor zijn mening uit te komen, in contrast met zijn uitlatingen over toerisme, immigratie, politiek etc. De scènes met Clio vond ik het interessantst. Als je alle ballast zou schrappen, zou je niet eens de helft van het boek overhouden.
Naarmate het einde van het boek nadert, begint alles eenvoudiger te worden, vooral omdat je alles al eens eerder hebt gehoord. Maar Pfeijffer is wel een goede verteller. Tijdens Saint Amour las hij enkele scènes voor die wél een verhaal bevatten in plaats van louter meningen of feiten, en zo kwam de humor wel beter naar voor. Na die lezing viel het boek beter mee. 


Omdat "All the Bright Places" zo'n goed boek is, wou ik ook "Holding Up the Universe" van Jennifer Niven lezen. Een boek over pesten, met een hoofdpersonage dat naar de televisieserie "Supernatural" kijkt en van 70's muziek houdt, hoe kan ik dat laten passeren? Het is een boek zonder overdreven intellectuele, literaire taal. Simpele mensen met dagelijkse problemen die nadenken over thema's als fysieke beperkingen, je uitgesloten voelen, angst voor de dood. En natuurlijk gaat het over twee mensen, elk in hun eigen situatie maar met zoveel raakpunten, die bij elkaar komen en kans maken op romantiek. Het is niet zo aangrijpend als "All the Bright Places". Het heeft een happy end, hoewel er toch eerst wat obstakels doorlopen moeten worden. Je voelt de hele tijd dat er iets dramatisch gaat gebeuren, maar buiten dat de jongen in het verhaal zich gewoon als een idioot gedraagt, valt het allemaal best mee. Alles is heel snel weer opgelost, en het meisje komt er echt uit als het sterkste personage. Voor mij had het verhaal gerust nog wat langer mogen duren.


Ik stond wat gereserveerd tegenover "Villa des Roses" van Willem Elsschot. Ik verwachtte trage, oubollige lectuur. Het tegenovergestelde is echter waar. Elsschot schetst een heel grappig verhaal over een dozijn personages die in hetzelfde pension in Parijs verblijven en vanalles meemaken. Het leest heel vlot en was veel te snel voorbij. Je merkt ook niets van de tijdsgeest. Het verhaal is geschreven in 1910, en meer dan honderd jaar later zou het zich nog steeds vandaag de dag kunnen afspelen. Elsschot gebruikt heel economische taal. Hij beschrijft acties en gebeurtenissen en spendeert weinig tijd aan tierlantijntjes van taal. Toch schrijft hij een paar heel mooie zinnen. De gedachtegangen van de personages zijn beperkt tot een minimum. Hun gedrag is heel rechttoe rechtaan, geen meerdere lagen. De grap met madame Gendron was hilarisch, maar het resultaat ervan verschrikkelijk. Het verhaal rond kamermeid Louise en gast Grünewald schrijnend. Louise is in mijn ogen wel het hoofdpersonage in dit boek, hoewel de personages toch afwisselend in het centrum van de aandacht staan. Ook dit boek was veel te snel uit. Tot nu toe het beste boek dat ik dit jaar gelezen heb.

woensdag 6 februari 2019

Het zandmannetje


De zinderende zon brandt op zijn schedel. Gebarsten lippen. Hij drinkt water recht uit de fles. Verfrissend. Hij zet de fles aan zijn voeten. Zand tussen zijn tenen ondanks zijn sokken en wandelschoenen.

De woestijn strekt zich eindeloos rond hem uit. Niemand weet dat hij hier is. Wat als hij zonder water valt? Als zijn zandbuggy het begeeft? Als hij zichzelf elektrocuteert bij het verkeerd aansluiten van de bedrading?

Maar nee, zoveel spanning zit er niet op. Toch?

Zijn werk is bijna klaar. De zonnepanelen activeren en de techniek doet de rest.

Hij neemt de schakelaar vast en wil hem naar beneden duwen. Het ding werkt niet mee. Hij rukt eraan, krijgt er geen beweging in. Hij neemt diep adem voor een laatste poging, spreidt zijn benen maar stoot daarbij de fles om. Het water plenst over zijn schoenen. Hij schrikt, struikelt, probeert zich aan de schakelaar recht te houden. De schakelaar breekt af. Vonken springen om hem heen. De stroomstoot dringt zijn lichaam in en doet zijn oren rinkelen.

Max ontwaakt in zijn eigen bed, ver van de Afrikaanse woestijn. Zijn handen trillen na, zijn vingertoppen tintelen van de ingebeelde elektriciteit. Het gerinkel in zijn oren is er nog steeds.

Hij wrijft het zand uit zijn ogen en beseft dat het de bel is. Hij klautert uit bed, haast zich in zijn pyjama de trap af en opent de voordeur.

Een vrouw in een zwart maatpak, een zwarte aktetas en een zwarte zonnebril glimlacht hem toe. “Goedemorgen, meneer. Ik ben van Sonesong.”

Ze biedt hem haar hand aan, maar laat die weer zakken als ze zijn gekreukeld uiterlijk geregistreerd heeft.

“Moet ik Sonesong kennen?” vraagt Max slaperig.

“Wij innen reproductierechten van de internationale muziekmarkt. Wij hebben vernomen dat u in schending bent van onze voorwaarden door in het openbaar muziek af te spelen zonder hiervoor de toelating te hebben gevraagd.” Ze neemt haar zonnebril af. Ijzigblauwe ogen dringen in de zijne. “Dit gaat u een fikse boete opleveren. Wilt u met mij even deze vragenlijst overlopen, zodat we het bedrag juist kunnen berekenen?”

De vrouw wacht zijn antwoord niet af en opent haar aktentas. Ze diept er een telefoonboekdik pak papier uit op.

“Even kijken. Uw naam en adres heb ik al. Het nummer in kwestie is ‘Africa’ van de groep Toto, klopt dit?”

Max grijnst. “Ah, daarvoor bent u hier! Heeft u het artikel gelezen? Ik vond dat nummer wel toepasselijk.”

“En de plaats van de reproductie is de Namibische woestijn?”

“Inderdaad,” knikt hij trots. “Ik gebruik zonnebatterijen om de hele installatie, bestaand uit een MP3-speler en zes speakers, van stroom te voorzien. Cool hé?”

“Heel cool, meneer. Zo cool is die woestijn vast nog nooit geweest. Nu, wij hebben geen categorie voor woestijnen. Ik zou het als festivalterrein kunnen noteren. De vergoeding berekenen we dan aan de hand van de prijzen voor de toegangskaarten. Maar ik begrijp dat u geen inkomgelden vraagt?”

“Natuurlijk niet. Zo ver in de woestijn komt toch niemand? Maar wat bedoelt u met vergoeding? Moet ik iets betalen?”

De vrouw negeert zijn vraag. “U heeft de installatie geplaatst zodat trouwe fans hem konden vinden. Zo citeerde de krant u tenminste. U had dus wel degelijk een publiek in gedachten?”

“Publiek is veel gezegd. Misschien dat sommige mensen er naar op zoek gaan. Maar dat kunt u toch niet met zekerheid zeggen? Waarom zou ik voor het afspelen van muziek moeten betalen als er niemand is die het kan horen?”

“Meneer, ik heb geen zin om met u over die filosofische vraag te debatteren. Er gaan hoe dan ook mensen opdagen om naar die muziek te luisteren. Misschien kunnen we de woestijn in kwestie dan als parking registreren. Hoe groot is die woestijn precies?”

“Euh, ik geloof iets van een 2000 kilometer lang, 200 kilometer breed. Maar een woestijn is toch geen parking? Daar kunnen toch geen auto’s rijden?”

“U bent toch op de site geraakt met een woestijnbuggy? Die heeft u daar toch geparkeerd gedurende de opbouwtijd van uw installatie?”

“Ja, die stond daar wel, maar ik was de enige daar.”

“Dus ruw geschat een oppervlakte van 80.000 vierkante kilometer. Waarom heeft u de installatie niet in de Serengeti gezet? Die is maar 30.000 vierkante kilometer groot. En die komt tenminste in het nummer voor.”

“De Serengeti is een savanne. Het loopt daar vol dieren. En het klimaat is ook heel anders. De installatie zou daar veel te snel vernield worden door de elementen.”

“Interessant. Bij parkings berekenen we de vergoeding op basis van het aantal staanplaatsen. Het gemiddelde is honderd auto’s per 2.500 vierkante meter. Onze standaardtarieven lopen tot tweeduizend voertuigen. Dan zit u al aan 370 euro.”

“Wablieft? Moet ik echt 370 euro betalen? Ik wou gewoon een hommage brengen aan het beste lied uit de jaren ’80. Het is een auditief kunstwerk! Ik zou zelf betaald moeten worden. Weet u hoeveel tijd en energie ik daarin gestoken heb?”

“370 euro is het standaardtarief. Per vierhonderd extra voertuigen komt er nog eens 20 euro bij.” De vrouw haalt een rekentoestel uit haar aktetas en tikt de cijfers in. “Voor die oppervlakte komen we op een totaal van 3 miljard tweehonderd miljoen auto’s.”

“Dat meent u niet.”

“Gelukkig voor u is het de Sahara niet, hé meneer? Volgens de krant bent u van plan het nummer de komende 55 miljoen jaar te laten spelen. Klopt dit?”

“Maar nee! Dat was toch maar bij wijze van spreken!”

"Dan maak ik een contract op met een jaarlijkse herziening en komen we voor het eerste jaar op een totaalbedrag van honderdzestig miljoen euro. Betaalt u contant of met de kaart?"


(Dit is het resultaat van een opdracht voor de opleiding Literaire Creatie aan de Genkse Academie voor Muziek, Woord & Dans, gegeven door Kaat Vrancken. Opdracht was een verhaal te schrijven gebaseerd op een krantenartikel.)

zondag 3 februari 2019

Recensie "Het Shakespeare Contingent" - Sam Laevers / Steven Bogaerts

* * *
Geheel onverwachts kwam "Het Shakespeare Contingent" me in handen. Een samenwerking tussen Sam Laevers, tienerzoon van een collega van mij, en Steven Bogaerts.

Wanneer Queen Elisabeth II plots komt te overlijden, belandt het Verenigd Koninkrijk in een nooit eerder geziene crisis. Vanuit het graf start de oude koningin echter dé ultieme noodmaatregel, een goed bewaard geheim dat meer dan 400 jaar verborgen bleef.

Hoewel de tekst op zich nog wat finetuning kan gebruiken, staat het verhaal er wel. Menig young adult, maar ook volwassenen, zullen genieten van deze Dan Brown in het klein. Alles zit er in: een plots sterfgeval, een mysterie dat alleen via een reeks puzzels en cryptische aanwijzingen opgelost kan worden, een geheime samenzwering. Hoofdpersonage Benjamin Pearson ontwikkelt zich als een echte Robert Langdon. 

Zonder een voet op Engelse bodem te hebben gezet, schrijft Laevers een reisverhaal neer alsof hij toch ter plekke alles onderzocht heeft, van Londen naar Stonehenge en Glastonbury. Ik ben al vijf keer in Londen geweest, en tijdens het lezen zag ik de stad weer volledig voor me. De hoofdstukken zijn heel kort, vertelperspectief verandert constant, en Laevers speelt ook wat met chronologie. Op een toch wat speelse manier durft Laevers zelfs echte leden van de Britse koninklijke familie als personages neer te zetten. 

De laatste hoofdstukken kon ik bijna niet neerleggen, klaar om het mysterie te ontdekken, hopende op iets goeds dat al het voorgaande netjes zou samenknopen. En Laevers levert ook af. Een onthulling die ik totaal niet zag aankomen, hoewel het van in het begin eigenlijk in je gezicht wordt gegooid, en een verklaring van het mysterie die toch voldoening gaf, hoewel ik toegeef nog niet alles volledig te snappen. Zoals gezegd had de tekst nog eens nagelezen mogen worden, maar als Laevers nog meer van dit soort verhalen blijft bedenken, gaat hij nog ver komen.