"Het Puttertje" van Donna Tartt zijn 925 zijdezachtige bladzijden die je onbewust langzaam zit te strelen terwijl je leest. Het verhaal begint met een volwassen Theodore Decker in Amsterdam. Er is iets met hem aan de hand, je weet nog niet wat, maar hij vertelt vanuit een eerstepersoonsperspectief dat alles misschien anders was gelopen als zijn moeder niet was gestorven.
Flashback naar zijn dertienjarige versie in Manhattan. Betrapt bij het roken op school - niet echt, Theo stond gewoon naast zijn kameraad die wél rookte - wordt hij geschorst. Samen met zijn moeder - zijn vader is al een tijdje buiten beeld - moeten ze op gesprek komen. Zijn moeder besluit nog eventjes een omweg te maken naar het museum. En daar slaat het noodlot toe.
Het boek beschrijft op een fenomenale manier universele thema's als familie- en vriendschapsbanden, de dood en verlies. Bijna twintig jaar geleden las ik "De Verborgen Geschiedenis" van Tartt. Dat was toen een teleurstelling, omdat ik dacht dat het ging over een alternatief verhaal dan wat er in de geschiedenisboeken staat. Geschiedenis, zoals het geschiedkundige verleden. Ik dacht niet ooit nog iets van Tartt te lezen. Maar ik ben blij dat ik dat toch gedaan heb. Tartt neemt je van bij de start bij je hand en sleurt je mee in haar wereld. Alles is écht, waarlijk, authentiek, er zijn geen andere woorden voor. Ik ben jaloers op de manier waarop Tartt schijnbaar moeiteloos haar vele pagina's vult met details over kunst, over houtbewerking, over elk onderwerp dat in dit boek opduikt. Als amateurschrijver is het een hele opgave om zelf aan pakweg 50.000 woorden te geraken, en in de opleiding Creatief Schrijven moesten we dan ook nog alles schrappen wat niet essentieel was voor het verhaal.
Het verhaal heeft een paar wendingen die je niet ziet aankomen, die Theo meenemen naar onverwachte plaatsen. Vooral de andere personages reageren uiteindelijk op andere manier dan je zelf zou denken. Alleen het personage Boris komt soms wat te heftig over. Hij praat en praat en praat, hij houdt nooit op, en je hoort het hem ook in zijn Russisch accent doen. Dit is gewoon het personage, en hoewel hij heel belangrijk is in Theo's leven, vond ik hem eerder irritant dan sympathiek.
Het enige moeilijke aan dit boek - en wat voor de vertalers heel dubbel geweest moet zijn - zijn de scènes waar Theo de Nederlandse kranten doorneemt en probeert wijs te geraken uit de woorden. Hij vraagt zich af wat ze betekenen, wat hun Engelse equivalent is. Maar omdat heel het boek natuurlijk Nederlandstalig is, mist dit zijn effect. In het originele Engels staan waarschijnlijk de zinnen in kwestie effectief in het Nederlands. Nu komt dit niet goed over bij de lezer, vind ik.
Uiteindelijk komt het verhaal terug in Amsterdam, waar het boek begon. Het juiste moment is echter niet zo duidelijk. En het einde van het boek is ook best prekerig. Het leest bijna als non-fictie, Theo die een speech geeft aan de lezer over het leven, en over kunst. Dat voelde ook wat erover.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten