woensdag 12 september 2018

De getuigen


© Tim Burton
“Waag het niet,” fluistert Martha. “In veertig jaar huwelijk heb je je bek geen enkele keer open getrokken, nu is niet het moment om daarmee te beginnen.”

Ze duwt zijn hand terug naar beneden. Bijna opgestoken als antwoord wie iets gezien had. Arnolds angstige ogen wijken niet van de politieman.

Hoe zie je er onschuldig uit? Daarover nadenken alleen al zorgt dat de zweetdruppels uitbreken. Martha is daar altijd beter in geweest, doen alsof ze uit de lucht komt vallen.

“Ik niet,” zegt de man met de zonnebril aan haar linkerzijde. Zijn snor wipt op en neer als hij spreekt. “Ik zie al twintig jaar niets meer. Ik ben hier gewoon om mijn uitkering op te halen.”

De politieman laat beschaamd zijn hoofd zakken.

“Dat verklaart zijn kledingkeuze,” fluistert Martha. “Alsof hij met een andere blinde vriend oxo probeerde te spelen op zijn trui. Een zichzelf respecterend persoon vertoont zich zo toch niet in het openbaar.”

Arnold zucht. Martha verbergt zich altijd achter beledigingen als ze zenuwachtig is. Hij draait zijn hoofd verontschuldigend naar de blinde, zeker dat de man Martha hoorde, maar beseft dan dat die uitdrukking toch aan hem voorbij gaat.

De groene gifpijlogen van de man aan de andere kant van de blinde raken Arnold vol in het gezicht. De man balt zijn vuisten, en de spieren in zijn mouwloze armen wellen op. Vlug kijkt Arnold weer voor zich uit, naar de politieman.


“Als je klikt, ga je er aan,”
siste die man daarstraks. “Eerst slacht ik je vrouwtje als het varken waar ze op lijkt, en dan snij ik die mottige kop van je lijf.”

Waarom moesten ze per se vandaag naar de bank komen? Martha wou een nieuwe eetkamer. Ondertussen de derde sinds ze getrouwd zijn. Dus kwamen ze eerst geld afhalen.

Het was verschrikkelijk druk in de bank. Alle vier loketten hadden lange rijen. Ze stonden achter de blinde netjes te wachten. Een schreeuw schrok de massa op. Ze draaiden zich om. De man achter hen verstopte snel een witte enveloppe in zijn broek en trok zijn mouwloze shirt erover. Een kale zakenman aan de uitgang wuifde met zijn armen. “Bel de politie! Ik ben net beroofd! Iedereen hier blijven!” In het tumult dat volgde keek de dief Martha en Arnold indringend aan en sprak zijn bedreiging uit.

Martha knijpt weer in zijn hand. De herinnering stuurt die onbewust voor een tweede poging de lucht in.

Zijn vrouw praat altijd genoeg voor hun twee. Zij neemt altijd de beslissingen. Hij moet maar volgen, betalen wanneer nodig, en hij houdt zijn mening altijd voor zich want Martha kraakt hem toch altijd af. Bij pietluttigheden kan hij zijn trots gerust inslikken. Maar nu er onrecht en kwaad is gedaan, kan hij niet zwijgen. Ja, hij is bang voor de dief, en ja, hij is ook bang voor zijn vrouw. Maar als hij nu niets doet, zou hij in de toekomst ook bang zijn voor zichzelf, en de andere dingen die hij later passief zou laten voorbijgaan.

Arnold rukt zijn hand los uit Martha’s greep en legt hem op de schouder van de zakenman langs hem.

“Ik heb het gezien.”

Hij haalt opgelucht adem en glimlacht triomfantelijk, zelfs wanneer Martha met haar handtas tegen zijn achterhoofd slaat.



(Dit verhaal is het resultaat van de schrijfopdracht "Tim Burton" voor de richting Literaire Creatie aan de Genkse Academie voor Muziek, Woord & Dans, gegeven door Kaat Vrancken. Opdracht was een scène te scheppen die resulteerde in de opgegeven schets van Tim Burton.) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten