Het concert
is fabelachtig. Een explosie van miljarden sterren creëert een nieuw universum
met vreemde, kosmische krachten in staat dromen waar te maken en wensen te
vervullen. Muzieknoten vertellen een verhaal over heldendaden uit het verleden
dat inspireert om te participeren in een ongelooflijk avontuur gevuld met
spanning en romantiek. Een stem, zoeter dan de verleidende invitatie van een
sirene, maakt hun geesten vrij van al die vorige glorie en houdt ze gevangen
als slaven, dwingt ze om voor eeuwig met brandende liefde te dansen.
Frank Stone
geniet er niet van, want hij komt de zangeres vermoorden.
Frank maakt
zichzelf doof voor de versterkende melodie, de ritmische gitaarsolo’s, de hoge
noten van de zangeres en het applaus en geschreeuw van duizend omringende fans
die hem onzichtbaar maken. Hij hoort niets, want hij bereidt zichzelf voor om
de laatste keer toe te slaan, de laatste moord van zijn leven. De aanslag
waarmee hij de tien miljoen dollar zal bereiken waarvoor hij zijn halve leven
heeft gemoord. De tien miljoen die alles voor hem zullen veranderen.
Hij heeft zoveel
mensen vermoord. Beroemde mensen, onbekende mensen. Belangrijke kopstukken in
de zakenwereld. Politici; voor hen gaf hij korting.
Hij heeft
honderden mensen zien sterven voor een zaak waarin hij niet langer gelooft.
Vrienden die voor zijn ogen werden afgeslacht terwijl Frank zich verstopte tussen
de Vietnamese struiken, te bang om over het open veld naar de
reddingshelikopter te rennen.
Een
hinderlaag, omsingeld door Charlie. Bloed, niet van hem, belemmerde zijn zicht.
Angstige kreten riepen om hulp. Vingers van kameraden die bijna dood waren
strekten zich naar hem uit, naar veiligheid, naar leven.
Toen kwam
de granaat.
Frank Stone
heeft geen dag in zijn leven gewerkt. Officieel is hij gesneuveld, geraakt door
dezelfde granaat die zes van zijn makkers uit zijn peloton rukte. En hij
overleefde het door zich gewoon in de struiken te verstoppen.
Die
verdomde struiken! Ze boden verleidelijke schuilplaatsen, onmogelijk te negeren.
De lege helikopter vertrok weer. Frank zat vierentwintig uur verborgen en
hoopte dat Charlie de omgeving niet zou uitkammen, hoopte dat hij zou overleven.
De nacht kwam
en hulde de jungle in een maanloze duisternis. Het bladerdak ontnam alle zicht
op de sterrenhemel. Frank deed geen oog dicht, omsingeld door absolute stilte.
Bij dageraad
klom hij uit zijn schuilplaats en strompelde tussen de neergeslagen lichamen
van zijn medesoldaten. Gezichten zwartgekleurd door camouflagestrepen en
opgedroogd bloed. Ledematen in vreemde hoeken gebogen. Bevroren ogen starend in
het oneindige.
Een geluid
aan zijn linkerkant! Charlie? Nee, gekreun. Soldaat Stremble die hem riep maar zich
zijn naam niet kon herinneren. “Dude! Hierzo! Help me!”
Frank had de
soldaat hun ganse verblijf in Vietnam ontweken omdat hij zo arrogant was en
totaal geen respect toonde voor wat of wie dan ook. En daar lag hij om hulp te
roepen. Zijn linkerhand was verdwenen maar op een of andere manier was de jongen,
nauwelijks negentien, erin geslaagd een verband aan te leggen en het bloeden te
stoppen.
“Ik heb de
wond dichtgebrand. Het verbaast me dat je me vannacht niet hebt horen
schreeuwen.”
Frank had
het gegil van soldaat Stremble wel moeten horen. Hij had zichzelf onbewust doof
gemaakt om alle geluiden die hem aan de oorlog herinnerden, buiten te sluiten.
De eerste keer in zijn leven dat hij daartoe in staat was.
Hij gooide
Stremble over zijn schouders en worstelde zich een weg door de jungle naar de
rivier. Hij bouwde een vlot uit platgebombardeerde bomen, ging stroomafwaarts
en dreef de oceaan op. Ze kwamen geen Amerikaanse troepen tegen. Noch enige
Vietcong. De wereld was verlaten. Tenminste hun stukje.
Een paar
dagen later stierf soldaat Stremble in Franks armen. Misschien door de intense
hitte, een plaag van de zon. Misschien door shock, na meer pijn te doorstaan
dan hij aan Frank liet merken. Waarschijnlijk door malariakoorts. Gedoemd om te
sterven, want ze hadden niets om hem te verzorgen.
Die nachten
waren de donkerste uit Franks leven. Met zijn gestorven strijdmakker langs
zich, met niets dan een occasionele sip uit zijn watervoorraad, gevangen tussen
de zwarte diepte van de oceaan en het duistere wolkendek dat op hem drukte en dat
net als de jungle geen enkele ster of maanlicht doorliet.
Twee weken
op zee dwongen Frank tot het ondenkbare. Hij vilde Strembles been met zijn
dienstmes. Sneed er stukken uit. Stak een toorts in brand en hield die onder
zijn helm gevuld met zeewater. Het vlees sudderde in de geïmproviseerde wok.
Zijn
kookkunst was een grote teleurstelling. Frank kreeg het vlees nauwelijks gekauwd.
Door de onverdraaglijke smaak slikte hij de brokken voormalig mens geheel door.
Zijn maag protesteerde, hij gaf bijna over. Hij bewaarde zijn sterkte, hield
het voedsel binnen en dreef verder op de oceaan.
Het vlot
zonk een week nadat soldaat Stremble was gestorven. Frank Stone dreef toen al drie
weken rond op die enorme, zwarte, oneindige oceaan. Hij dacht aan de toekomst
en probeerde het verleden te vergeten, wat heel moeilijk was met het stoffelijk
overschot van Stremble naast zich om hem van alles te voorzien wat nodig was om
in leven te blijven.
Frank lag
op zijn rug onder de voorbijtrekkende wolken. Een scherpgepunte, zwarte rots dook
achter hem op en brak het vlot in stukken. Hij viel in de oceaan. Strembles
lichaam zonk weg in het duistere koude. Frank klampte zich vast aan de rots.
Hij
ontdekte meer rotsen. Een strand! Waar was hij?
Het
antwoord kroop voorzichtig naar hem toe over het zand. Een zwarte man met lang
haar en witte tekeningen op heel zijn naakte lichaam. Frank herkende zijn soort
van foto’s die oude – nu dode – vrienden hadden gemaakt tijdens hun reis naar
Australië.
Bereid om
te helpen, gidste de Aboriginal Frank door woestijnen en jungles naar een klein
dorp in het noorden van het land. Buiten het dorp, nadat de Aboriginal weer was
verdwenen, verborg Frank zijn militair materiaal, inclusief zijn dienstwapen.
De dorpsbewoners gaven hem nieuwe kleren. Hij vertelde dat hij als visser
schipbreuk had geleden en ze geloofden hem.
De
Aboriginal had hem al wat water en eten gegeven, maar Frank sprong letterlijk
bovenop de maaltijd die de mensen hem voorschotelden.
De arme
drommels.
Frank
vermoordde zijn eerste slachtoffer om een plaats op een chartervliegtuig naar
Amerika te verdienen. Het gebeurde automatisch, net of hij opnieuw in de strijd
zat, hoewel zijn tegenstander geen schijn van kans had.
Hij kon
zich niet herinneren wie de man was geweest, noch waarom de piloot van het
vliegtuig hem dood had gewenst. Hij had de naam van de man moeten onthouden.
Het was zijn eerste slachtoffer als huurmoordenaar. Met de jaren was de
identiteit van de man weggevaagd, een naam tussen namen, een slachtoffer tussen
slachtoffers. In de oorlog schiet je ook onbekenden dood. Een huurmoordenaar is
geen soldaat, maar doet wel hetzelfde werk.
Terug in
zijn thuisland ontdekte Frank dat zijn leven was verdwenen. De mensen
beschouwden hem als dood, killed in
action. Hij had geen familie, als enig kind van gestorven ouders. Hij kon
geen baan vinden, geen plaats om te wonen. Zijn wapen had hij in Australië
achter moeten laten.
Hij stal
een nieuw wapen en maakte contact met de plaatselijke onderwereld. Maffia,
drugsbaronnen, pornokoningen... Het kon hem niet schelen voor wie hij werkte,
zolang ze hem maar betaalden.
Frank was goed.
Heel goed. Hij werd befaamd, berucht, en iedereen vroeg hem voor een klus. Zijn
militaire training maakte van hem een schaduw, de dodelijkste sluipschutter ter
wereld. Geen bodyguard stond in zijn weg, geen flik kon hem vangen. Hij bleef
uit de handen van het gerecht. Hij wisselde net zo vaak van identiteit als van
onderbroek. Hij was een god in de wereld van de afrekeningen. Hij vroeg meer en
meer voor een opdracht en beloofde zichzelf dat hij ermee ging stoppen zodra
hij tien miljoen dollar had verdiend.
Op het
festivalterrein hoort Frank niets van de dansende en meezingende mensen
waartussen hij zich een weg baant. De spots barsten als duizend vuurpijlen rond
hem heen. door het volk en staat nu achter de voorste rij juichende fans.
De zangeres
zit op een barkruk in het midden van het podium, met gekruiste benen en een
gitaar in haar handen. Maar haar muziek bereikt Frank niet. Hij heeft zichzelf
doof gemaakt voor alle storende geluiden, net zoals die eerste keer in de
Vietnamoorlog, en alle vorige aanslagen.
Bij alle
aanslagen maakte hij zichzelf doof zodat hij de schreeuwen, de hulpkreten, de
smeekbedes voor genade, de knal van zijn wapen en de bons van de kogel die door
het lichaam van zijn slachtoffer drong en binnenin totale chaos veroorzaakte,
niet hoefde te horen.
Frank
hoorde nooit hun laatste woorden, of de uitgeschreeuwde namen van geliefden in
de seconde voordat hij de trekker overhaalde.
Hij richt
het wapen onder zijn jas naar het podium.
Plotseling
verdwijnt de luide muziek. Het gejuich stopt en de mensen kalmeren. Het palet
van gekleurde spots bevriest in helder wit licht en beschijnt nu niet alleen
het podium maar ook het publiek. Verrast door deze atmosferische verandering,
verliest Frank zijn doofheid en hoort hij de vrouw een nieuw lied beginnen. Een
traag lied. Een triestig lied. Haar stem beeldt een waargebeurd verhaal uit
over dappere mannen die naar hun dood vliegen. Ze vertelt over vurende wapens,
massieve ontploffingen, helikopters die voor de ogen van de soldaten opstijgen,
soldaten die worden gevangen gehouden, gemarteld, gedood. Constante paranoia,
een bang gevoel in je zenuwstelsel, onzekerheid en niet weten wat te doen, het
opvolgen van bevelen die je zelf niet goedkeurt.
Achter het
podium breekt het maanlicht door het wolkendek. Overweldigd door zijn eigen
herinneringen aan de oorlog kijkt Frank Stone de zangeres aan. Ze vangt zijn
blik op. Ze glimlacht naar hem, bewust dat haar lied zijn ziel raakt, maar schreeuwt
wanneer hij zijn wapen tegen zijn eigen slaap drukt en het uit elkaar spat.