woensdag 7 november 2018

De Keuze



Er zijn vier manieren om met een winkelkar te rijden. Eén, rustig door de gangen struinen, geen aandacht voor de andere klanten, alle producten bekijken, nemen wat er lekker uitziet. Twee, de kar op een strategische centrale plek zetten en alles er naartoe dragen zodat je niet hoeft te zigzaggen tussen de mensen die op de vorige manier winkelen. Drie, met boodschappenlijst in de hand gericht manoeuvrerend de kortst mogelijke route zoeken van product A tot product Z. En vier: niet, want je neemt een mandje.

Magnus staart naar het aardappelrek. In zijn mandje ligt alleen een pot appelmoes. Hij loopt al een kwartier rond in de supermarkt. Hij heeft niet aan een lijstje gedacht. Het aanbod overdondert hem, en hij weet niets liggen. Hij is het winkelen verleerd.

Mariah Carey keelt uit de luidsprekers. Magnus kijkt om zich heen. Het is druk in de supermarkt. Het spitsuur heeft zich als een besmettelijke ziekte van de autostrade naar de winkelgangen uitgebreid. Mensen die rechtstreeks van hun werk komen. Ouders die net hun kinderen van school hebben opgehaald. De minimensen rennen in het rond alsof de winkel een speeltuin is. Een vermoeide moeder met een peuter op het zitje van haar winkelkar verschijnt uit de gang langs hem, kijkt paniekerig in het rond, roept “Zus, waar ben je?” en verdwijnt in de volgende gang. Een man met een vreemd stuk vlees loopt voor hem door. Het ding lijkt op een menselijke baby met vleugels. Misschien toch zijn bril eens poetsen.

Vastkokend. Bloemig. Kriel. Zelfs rode. Wat als hij de verkeerde kiest? Verkeerde keuzes liggen in zijn aard. Daarom staat hij hier nu alleen. Ingrediënten zoeken om zijn eigen potje te koken. Een paar recepten snel gekopieerd uit het kookboek dat ze als huwelijkscadeau van haar moeder hadden gekregen. Het boek heeft ze meegenomen. Net als al de rest.

“Kan ik u helpen?”

Langs hem staat een geschenk uit de hemel. Donkerbruine haren, licht krullend op de schouders. Ogen het lichtste blauw, als het gevangen water van een bevroren bergmeer. Een rode, golvende glimlach, maar niet te rood. Ze is jonger dan hem, veel knapper dan hij zichzelf waardig acht, en toch verandert zijn mond in een woestijn terwijl zijn hart tekeer gaat als een racende kameel. Zijn trillende stem spuwt het woord “Patatten” uit.

De vrouw knikt. “Dat zijn ze inderdaad. Weet u niet welke soort u nodig heeft?”

Magnus schudt zijn hoofd.

De vrouw wijst van zak naar zak. “Vastkokend. De basisversie, zeg maar. Als u ze gewoon gekookt wil eten, of als u ze daarna in stukjes snijdt en opbakt. Bloemig, als u er puree van wil maken. Vergeet dan ook geen melk te kopen. Krielaardappelen, die hoeft u niet eens te schillen, voor een krokante ovenschotel bijvoorbeeld. Rode aardappelen, de joker van de aardappelen zeg maar, daar kun je echt alles mee doen, en ze zien er feestelijker uit, perfect voor een diner met gasten. Best een aanrader, ik vind ze wel lekker.”

Was dat een uitnodiging? Magnus heeft nog nooit voor iemand gekookt. Net als alleen naar de supermarkt komen, is dat vast een grensverleggende ervaring. Maar wat als ze alleen behulpzaam wou zijn? Een vrouw als zij kan toch geen interesse hebben in een man als hij?

Hij neemt de zak rode aardappelen, legt hem langs de appelmoes en vraagt aan de vrouw, “Wilt u vanavond misschien bij mij komen eten?”


(Dit is het resultaat van een opdracht voor de opleiding Literaire Creatie aan de Genkse Academie voor Muziek, Woord & Dans, gegeven door Kaat Vrancken. Opdracht was een verhaal te schrijven geïnspireerd door de tentoonstelling "Het is al lang...", 40 jaar Joke van Leeuwen in de bibliotheek van Genk.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten