"Hersenschimmen" van J. Bernlef is subliem geschreven. We bevinden ons in het hoofd van de ouwe Nederlander Maarten Klein. Samen met zijn vrouw Vera en hun hond Robert woont hij in de Verenigde Staten, in de buurt van Boston. Hij vertelt rechtstreeks aan de lezer over de sneeuw en hoe de schoolkinderen het witte tapijt zullen vertrappelen, tot zijn vrouw Vera hem vertelt dat het zondag is.
Maartens geheugen is niet meer wat het geweest is. Zijn besef van het heden is minimaal, maar zijn herinneringen zijn nog goed. Zo goed zelfs, dat ze soms werkelijkheid lijken. Zo denkt hij terug aan hoe hij als kind straf kreeg op school en iets uit de kast moest halen. Meteen daarna vindt Vera hem op een laddertje op zoek in hun eigen kast.
Maarten houdt heel erg van Vera, en dat is door heel het boek duidelijk voelbaar. Vera is alles voor hem. Hij is een lieve oude man die alles doet wat zijn vrouw hem vraagt. Geen kwaad woord komt uit zijn mond. Alleen in zijn eigen gedachten komt het ondeugende soms naar boven, maar dat zien we door de vingers, want wat is er menselijker?
In het begin van het boek is Maartens grillige geheugen aandoenlijk en soms zelfs grappig. Zo ziet hij een boek op het tafeltje aan de haard liggen. Hij heeft geen idee waar het vandaan kom. Er zit zelfs een buskaartje in. Hij vermoedt dat het van een vriendin van Vera is. Even later besluit hij verder te lezen waar hij de vorige dag gestopt is, en steekt hij het buskaartje dat hij een week eerder gekocht heeft vooraan in het boek. Even later valt het kaartje eruit; Maarten heeft geen idee waar het vandaan komt en steekt het achteraan in het boek.
Na verloop van tijd wordt zijn toestand erger. En Bernlef toont ons dat op meesterlijke manier. Samen met zijn geheugen verhakkelt Maartens taalgebruik. Zijn herinneringen verdwijnen ook. Al wat overblijft zijn losse indrukken, die hij zo goed mogelijk maar op een foute wijze probeert te interpreteren. Tussen de regels door lezen we dat hij naar het ziekenhuis gaat, plots terug thuis is, en dan volledig afgesloten van zijn bekende wereld in een rusthuis of instelling terecht komt. Maarten, een goede verteller in het begin van het boek, heeft alle besef en structuur verloren. Het verhaal is weg. Als lezer weet je: dit komt niet meer goed. Deze pagina's lezen is pijnlijk en lijkt eindeloos te duren, het voelt bijna als een kwelling, net zoals leven in Maartens demente geest ook een kwelling moet zijn. Het besluipt je geruisloos maar razendsnel, in de loop van de slechts 143 pagina's, en je hebt pas door hoe gedevolueerd Maartens vertelstem is geworden als het te laat is.
Het is het eigen besef van de werkelijkheid wat dit boek zo geweldig maakt. Het besef dat dit iedereen kan overkomen. Familie, vrienden, maar ook jezelf. Gelukkig toont het einde van dit boek weer een sprankje van de liefde die we in het begin ontdekten. Een mooie afsluiter van een triest verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten