Opnieuw tijd voor een klassieker, en deze keer in het science-fiction genre. "The Time Machine" van H.G. Wells is oorspronkelijk geschreven in 1895. Ik heb de editie van Collins Classics, die een aangepaste tekst gebruikt uit 1924. Geen idee welke wijzigingen daarmee gepaard gingen. Maar het verhaal is heel duidelijk. De eerste twee hoofdstukken zijn verteld vanuit een eerstepersoonsperspectief maar van iemand die naar het verhaal van de Tijdreiziger, die nooit bij naam wordt genoemd, komt luisteren. De andere verzamelde personages worden ook meestal aangeduid met hun beroep of bezigheid, uitgezonderd een man genaamd Filby. Zo heb je bijvoorbeeld de Psycholoog, de Medicus, de Bankier, de Redacteur enzovoort. In hoofdstuk twee staan de namen Blank, Dash en Chose, die eerder als roep- of bijnamen overkomen.
In deze hoofdstukken legt de Tijdreiziger uit wat "tijd" precies is, en hoe het eigenlijk ook als een vierde soort spatiale dimensie gezien kan worden, en hoe er dus in principe ook in gereisd kan worden. Hij laat een kleine machine zien dat hij vooruit stuurt in de tijd (nu ja, het toestel verdwijnt gewoon, wie weet naar waar), en hoe hij van plan is met een groter exemplaar zelf te reizen.
Vanaf hoofdstuk 3 is de Tijdreiziger alleen aan het woord. De groep toehoorders komt opnieuw samen en luistert naar zijn verhaal. Hij vertelt hoe hij vooruit reisde naar het jaar 802.701. Daar ontmoette hij een geëvolueerde vorm van de mens, die hem aan het filosoferen brengt over de staat van de maatschappij aan het einde van de 19e eeuw, en de mogelijke toekomstvooruitzichten. Zo probeert hij theorieën te ontwikkelen over hoe de toekomst waar hij zich bevindt, ontstaan is. Het verhaal is eigenlijk een groot commentaar op de wereld waarin H.G. Wells leefde, de technologische ontwikkelingen waar hij getuige van was, en de veranderende psychologie van de mens zoals de verschillen tussen mannen en vrouwen, tussen de rijken en armen, enzovoort.
Wells steekt genoeg plotwendingen in het verhaal om het boeiend te houden. Het verdwijnen van zijn tijdmachine, het leven redden van een bijna verdrinkende toekomstbewoonster, de ontdekking van het tweede ras dat ondergronds leeft en achter hem aan komt. Wells is ook heel goed in het beschrijven van omgevingen, mensen en voorwerpen. Hij heeft oog voor detail en hij brengt de hele toekomst tot leven, en dit zonder al te moeilijke woorden. Het is simpele taal in een aangename vertelstem.
Aan het einde van het verhaal, in plaats van meteen naar zijn eigen tijd terug te keren, reist hij nóg verder vooruit naar een moment waarop de natuurlijk wereld zo fel veranderd is, waar de baan van de planeten zo fel gewijzigd is, waar de toestand van de zon zo verschillend is, zodat duidelijk wordt dat de mensheid eigenlijk totaal van geen betekenis is in het kosmische geheel.
Zodra hij is teruggekeerd, stellen zijn toehoorders zijn verhaal in twijfel. Een logische reactie, ook voor de lezer, die eigenlijk ook geen bewijs uit de eerste hand heeft van het tijdreizen. De lezer is immers deel van de groep toehoorders. Het is de oorspronkelijke ik-verteller uit de eerste hoofdstukken die uiteindelijk getuige is van het opnieuw verdwijnen van de Tijdreiziger met zijn tijdmachine, maar dan zoals het kleine toestel die hij als voorbeeld liet verdwijnen aan zijn toehoorders - zonder ooit opnieuw te verschijnen.
Een sterk staaltje verhaalkunst, misschien met een iets te opvallende morele boodschap, maar interessant genoeg om nog eens opnieuw te lezen en misschien andere dingen te ontdekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten