Mijn ogen tranen bij het uitzicht
voor me. Een zachte wind speelt met de riem van mijn camera. De gloeiende mandarijn
in de verte staat op het punt achter de horizon te verdwijnen. Ik hou mijn
zonnebril voor de lens. Klik.
Ik herinner me de knal die de
wereld verstomde. We bleven staan als etalagepoppen. We bedekten onze oren, ook
al was het te laat. We keken elkaar aan in de hoop dat de ander meer wist. Het
geraas van de straalmotoren zette ons weer in beweging. Dat hoor je nu niet
meer. De geluidsmuur blijft tegenwoordig heel.
Ik herinner me de gefrituurde
aardappelballetjes, de knapperige korst die de hete puree in mijn mond knalde
eens ik er doorheen brak. Ik spaarde ze soms op, knaagde eerst al het geharde
paneermeel van de balletjes, en kneedde de puree dan samen tot één grote bal.
Maar eigenlijk was dat dan niet zo lekker.
Ik herinner me de hinderlaag. Onze
eerste winterwandeling in Oostenrijk. Halverwege kwam de aanval, een zachte
bekogeling van boven die ons blind maakte. Vijf meter zagen we misschien nog
vooruit, dan een wit laken dat langzaam om ons heen draaide en zich achter ons
weer sloot, terwijl we van paal naar paal liepen, voorzichtig, bang ergens in
te vallen.
Verse klei om mee te knutselen,
zelfgemaakte frieten, de lucht wanneer mijn vader onze kippen slachtte, de
prikkende benzine en diesel als je gaat tanken, zoveel geuren overal rondom. En
popcorn. Ik herinner me de geur van popcorn die er niet was, een lekkere geur
voor de meeste mensen maar ik ben zelf niet zo verzot op popcorn, dus het was
raar om die geur constant in mijn neus te hebben na die operatie waarbij ze
mijn amandelen en poliepen wegnamen. Een vreemde geur vooral terwijl ik ijs at
om de pijn te verzachten.
Ik herinner me mijn grootvader. Zo’n buik als hem zal ik nooit krijgen, hoewel ik sinds enkele jaren toch al een beetje op weg ben. Zijn haardos wil ik wel. Een vol hoofd maar spierwit. Mijn vader en nonkels zijn bijna kaal, ik hoop dat het een generatie overslaat. De handen van mijn grootvader heb ik ook niet. De zijne waren oud maar je zag dat ze ooit sterk waren, dat misschien zelfs nog waren in de laatste jaren van zijn leven. Hij zat altijd in de zetel, als een schooljongen hing hij over de leuning naar een film te kijken die ik dan altijd meebracht. Zijn plezierige ogen wil ik ook, de verwondering en pret die hem helemaal opfleurden.
(Deze tekst is het resultaat van schrijfopdracht "Zintuiglijk schrijven" voor de richting Literaire Creatie aan de Genkse Academie voor Muziek, Woord & Dans, gegeven door Kaat Vrancken.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten