Wat een dikke tegenvaller is "De stad der blinden" van José Saramago. Heel lang geleden zag ik de verfilming "Blindness" met Julianne Moore en Mark Ruffalo. Een heel goede film. Ik keek dan ook uit naar het boek.
Maar wat een gedrocht blijkt dit te zijn. De alwetende verteller vertelt niet alleen het verhaal, hij spreekt ook de lezer rechtstreeks aan, en hij doet dat in zo'n prekerige stijl; beeld je uw saaiste godsdienstleerkracht in die zijn bijbelverhalen staat voor te lezen. Staat, niet zit, want hij wil zich ten aller tijde in een hogere positie voelen dan zijn toehoorders.
De dialogen zijn zonder punctuatie, de verteller vertelt wat iedereen zegt in lange zinnen vol komma's, en de enige manier om goed te blijven volgen wie van de personages welke woorden uit, is door oog te hebben voor toevallige hoofdletters na een komma. Dat is de wissel tussen twee pratende personages. Maar soms zegt de verteller tussendoor zelf ook nog iets, je moet er dus contextueel uit afleiden dat die stukken niet bij de dialogen horen.
Het idee achter het verhaal op zich blijft weliswaar geweldig. Op een dag staat een man voor het rood licht als alles voor hem plots wit wordt. Hij kan niets meer zien, hij is effectief blind. De mensen helpen hem uit zijn auto, iemand brengt hem naar huis, gaat er uiteindelijk met de auto van de man vandoor en wordt even later zelf blind. De eerste man gaat met zijn vrouw naar de oogarts maar ze kunnen hem niet helpen. Even later wordt de oogarts zelf blind. Een andere patiënte in de wachtzaal wordt die avond ook blind. Het is even een ander type pandemie dan we al kennen, en in handen van Stephen King had het een meesterwerk kunnen worden zoals zijn "The Stand", maar "De stad der blinden" leest meer als een boek op een intellectueel voetstuk. Je verrekt ongetwijfeld een spier als je ernaar reikt, dus laat daar maar bovenop liggen die handel.
Na de eerste vijftig pagina's begint het boek beter mee te vallen, je geraakt gewend aan de stijl, hoewel het nog steeds moeilijk blijft om de dialogen te ontcijferen. Het is lastig om een band te voelen met personages die alleen met hun beroep of een specifieke eigenschap worden benoemd, of door een uitspraak te herhalen die ze eerder in het verhaal deden. En je merkt ook snel dat de vrouw van de oogarts er eenmaal bij moet zijn om verhaaltechnische redenen; zonder iemand die nog kan zien, zou er niet veel te vertellen en beschrijven zijn geweest. Hoewel, de verteller is toch een soort goddelijke entiteit die alles en iedereen doorziet, iedereens gedachten leest en aan ons doorvertelt. Hij is een personage op zich, een getuige die er overal bij was en verslag doet van de gebeurtenissen, maar dan ook iemand aan wie alle andere personages hun innerlijke gedachten gedurende die gebeurtenissen hebben verteld zodat hij ze aan de lezer kan doorgeven.
De acties van de vrouw van de oogarts stuwen het verhaal voort. Het is zeker een boeiend verhaal, en aan het einde toe is de samenleving te vergelijken met "Walking Dead"-achtige omstandigheden. Het prekerige van de verteller verdwijnt wat naar de achtergrond, misschien omdat ik er gewoon aan was geworden, en als je het opgeeft om structuur in de dialogen aan te brengen, is het best nog te genieten op dat moment, maar misschien ook met het idee in het achterhoofd dat het einde in zicht is. Als het niet voor de leesgroep van de bibliotheek van Riemst was, dan had ik dit boek waarschijnlijk nooit uitgelezen.