woensdag 6 februari 2019

Het zandmannetje


De zinderende zon brandt op zijn schedel. Gebarsten lippen. Hij drinkt water recht uit de fles. Verfrissend. Hij zet de fles aan zijn voeten. Zand tussen zijn tenen ondanks zijn sokken en wandelschoenen.

De woestijn strekt zich eindeloos rond hem uit. Niemand weet dat hij hier is. Wat als hij zonder water valt? Als zijn zandbuggy het begeeft? Als hij zichzelf elektrocuteert bij het verkeerd aansluiten van de bedrading?

Maar nee, zoveel spanning zit er niet op. Toch?

Zijn werk is bijna klaar. De zonnepanelen activeren en de techniek doet de rest.

Hij neemt de schakelaar vast en wil hem naar beneden duwen. Het ding werkt niet mee. Hij rukt eraan, krijgt er geen beweging in. Hij neemt diep adem voor een laatste poging, spreidt zijn benen maar stoot daarbij de fles om. Het water plenst over zijn schoenen. Hij schrikt, struikelt, probeert zich aan de schakelaar recht te houden. De schakelaar breekt af. Vonken springen om hem heen. De stroomstoot dringt zijn lichaam in en doet zijn oren rinkelen.

Max ontwaakt in zijn eigen bed, ver van de Afrikaanse woestijn. Zijn handen trillen na, zijn vingertoppen tintelen van de ingebeelde elektriciteit. Het gerinkel in zijn oren is er nog steeds.

Hij wrijft het zand uit zijn ogen en beseft dat het de bel is. Hij klautert uit bed, haast zich in zijn pyjama de trap af en opent de voordeur.

Een vrouw in een zwart maatpak, een zwarte aktetas en een zwarte zonnebril glimlacht hem toe. “Goedemorgen, meneer. Ik ben van Sonesong.”

Ze biedt hem haar hand aan, maar laat die weer zakken als ze zijn gekreukeld uiterlijk geregistreerd heeft.

“Moet ik Sonesong kennen?” vraagt Max slaperig.

“Wij innen reproductierechten van de internationale muziekmarkt. Wij hebben vernomen dat u in schending bent van onze voorwaarden door in het openbaar muziek af te spelen zonder hiervoor de toelating te hebben gevraagd.” Ze neemt haar zonnebril af. Ijzigblauwe ogen dringen in de zijne. “Dit gaat u een fikse boete opleveren. Wilt u met mij even deze vragenlijst overlopen, zodat we het bedrag juist kunnen berekenen?”

De vrouw wacht zijn antwoord niet af en opent haar aktentas. Ze diept er een telefoonboekdik pak papier uit op.

“Even kijken. Uw naam en adres heb ik al. Het nummer in kwestie is ‘Africa’ van de groep Toto, klopt dit?”

Max grijnst. “Ah, daarvoor bent u hier! Heeft u het artikel gelezen? Ik vond dat nummer wel toepasselijk.”

“En de plaats van de reproductie is de Namibische woestijn?”

“Inderdaad,” knikt hij trots. “Ik gebruik zonnebatterijen om de hele installatie, bestaand uit een MP3-speler en zes speakers, van stroom te voorzien. Cool hé?”

“Heel cool, meneer. Zo cool is die woestijn vast nog nooit geweest. Nu, wij hebben geen categorie voor woestijnen. Ik zou het als festivalterrein kunnen noteren. De vergoeding berekenen we dan aan de hand van de prijzen voor de toegangskaarten. Maar ik begrijp dat u geen inkomgelden vraagt?”

“Natuurlijk niet. Zo ver in de woestijn komt toch niemand? Maar wat bedoelt u met vergoeding? Moet ik iets betalen?”

De vrouw negeert zijn vraag. “U heeft de installatie geplaatst zodat trouwe fans hem konden vinden. Zo citeerde de krant u tenminste. U had dus wel degelijk een publiek in gedachten?”

“Publiek is veel gezegd. Misschien dat sommige mensen er naar op zoek gaan. Maar dat kunt u toch niet met zekerheid zeggen? Waarom zou ik voor het afspelen van muziek moeten betalen als er niemand is die het kan horen?”

“Meneer, ik heb geen zin om met u over die filosofische vraag te debatteren. Er gaan hoe dan ook mensen opdagen om naar die muziek te luisteren. Misschien kunnen we de woestijn in kwestie dan als parking registreren. Hoe groot is die woestijn precies?”

“Euh, ik geloof iets van een 2000 kilometer lang, 200 kilometer breed. Maar een woestijn is toch geen parking? Daar kunnen toch geen auto’s rijden?”

“U bent toch op de site geraakt met een woestijnbuggy? Die heeft u daar toch geparkeerd gedurende de opbouwtijd van uw installatie?”

“Ja, die stond daar wel, maar ik was de enige daar.”

“Dus ruw geschat een oppervlakte van 80.000 vierkante kilometer. Waarom heeft u de installatie niet in de Serengeti gezet? Die is maar 30.000 vierkante kilometer groot. En die komt tenminste in het nummer voor.”

“De Serengeti is een savanne. Het loopt daar vol dieren. En het klimaat is ook heel anders. De installatie zou daar veel te snel vernield worden door de elementen.”

“Interessant. Bij parkings berekenen we de vergoeding op basis van het aantal staanplaatsen. Het gemiddelde is honderd auto’s per 2.500 vierkante meter. Onze standaardtarieven lopen tot tweeduizend voertuigen. Dan zit u al aan 370 euro.”

“Wablieft? Moet ik echt 370 euro betalen? Ik wou gewoon een hommage brengen aan het beste lied uit de jaren ’80. Het is een auditief kunstwerk! Ik zou zelf betaald moeten worden. Weet u hoeveel tijd en energie ik daarin gestoken heb?”

“370 euro is het standaardtarief. Per vierhonderd extra voertuigen komt er nog eens 20 euro bij.” De vrouw haalt een rekentoestel uit haar aktetas en tikt de cijfers in. “Voor die oppervlakte komen we op een totaal van 3 miljard tweehonderd miljoen auto’s.”

“Dat meent u niet.”

“Gelukkig voor u is het de Sahara niet, hé meneer? Volgens de krant bent u van plan het nummer de komende 55 miljoen jaar te laten spelen. Klopt dit?”

“Maar nee! Dat was toch maar bij wijze van spreken!”

"Dan maak ik een contract op met een jaarlijkse herziening en komen we voor het eerste jaar op een totaalbedrag van honderdzestig miljoen euro. Betaalt u contant of met de kaart?"


(Dit is het resultaat van een opdracht voor de opleiding Literaire Creatie aan de Genkse Academie voor Muziek, Woord & Dans, gegeven door Kaat Vrancken. Opdracht was een verhaal te schrijven gebaseerd op een krantenartikel.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten