De
zinderende zon brandt op zijn schedel. Gebarsten lippen. Hij drinkt water recht
uit de fles. Verfrissend. Hij zet de fles aan zijn voeten. Zand tussen zijn
tenen ondanks zijn sokken en wandelschoenen.
De woestijn
strekt zich eindeloos rond hem uit. Niemand weet dat hij hier is. Wat als hij
zonder water valt? Als zijn zandbuggy het begeeft? Als hij zichzelf
elektrocuteert bij het verkeerd aansluiten van de bedrading?
Maar nee,
zoveel spanning zit er niet op. Toch?
Zijn werk
is bijna klaar. De zonnepanelen activeren en de techniek doet de rest.
Hij neemt
de schakelaar vast en wil hem naar beneden duwen. Het ding werkt niet mee. Hij
rukt eraan, krijgt er geen beweging in. Hij neemt diep adem voor een laatste
poging, spreidt zijn benen maar stoot daarbij de fles om. Het water plenst over
zijn schoenen. Hij schrikt, struikelt, probeert zich aan de schakelaar recht te
houden. De schakelaar breekt af. Vonken springen om hem heen. De stroomstoot
dringt zijn lichaam in en doet zijn oren rinkelen.
Max ontwaakt
in zijn eigen bed, ver van de Afrikaanse woestijn. Zijn handen trillen na, zijn
vingertoppen tintelen van de ingebeelde elektriciteit. Het gerinkel in zijn
oren is er nog steeds.
Hij wrijft
het zand uit zijn ogen en beseft dat het de bel is. Hij klautert uit bed, haast
zich in zijn pyjama de trap af en opent de voordeur.
Een vrouw
in een zwart maatpak, een zwarte aktetas en een zwarte zonnebril glimlacht hem
toe. “Goedemorgen, meneer. Ik ben van Sonesong.”
Ze biedt
hem haar hand aan, maar laat die weer zakken als ze zijn gekreukeld uiterlijk
geregistreerd heeft.
“Moet ik
Sonesong kennen?” vraagt Max slaperig.
“Wij innen
reproductierechten van de internationale muziekmarkt. Wij hebben vernomen dat u
in schending bent van onze voorwaarden door in het openbaar muziek af te spelen
zonder hiervoor de toelating te hebben gevraagd.” Ze neemt haar zonnebril af.
Ijzigblauwe ogen dringen in de zijne. “Dit gaat u een fikse boete opleveren.
Wilt u met mij even deze vragenlijst overlopen, zodat we het bedrag juist
kunnen berekenen?”
De vrouw wacht
zijn antwoord niet af en opent haar aktentas. Ze diept er een telefoonboekdik
pak papier uit op.
“Even
kijken. Uw naam en adres heb ik al. Het nummer in kwestie is ‘Africa’ van de groep Toto, klopt dit?”
Max
grijnst. “Ah, daarvoor bent u hier! Heeft u het artikel gelezen? Ik vond dat
nummer wel toepasselijk.”
“En de
plaats van de reproductie is de Namibische woestijn?”
“Inderdaad,”
knikt hij trots. “Ik gebruik zonnebatterijen om de hele installatie, bestaand
uit een MP3-speler en zes speakers, van stroom te voorzien. Cool hé?”
“Heel cool,
meneer. Zo cool is die woestijn vast nog nooit geweest. Nu, wij hebben geen
categorie voor woestijnen. Ik zou het als festivalterrein kunnen noteren. De
vergoeding berekenen we dan aan de hand van de prijzen voor de toegangskaarten.
Maar ik begrijp dat u geen inkomgelden vraagt?”
“Natuurlijk
niet. Zo ver in de woestijn komt toch niemand? Maar wat bedoelt u met
vergoeding? Moet ik iets betalen?”
De vrouw
negeert zijn vraag. “U heeft de installatie geplaatst zodat trouwe fans hem
konden vinden. Zo citeerde de krant u tenminste. U had dus wel degelijk een
publiek in gedachten?”
“Publiek is
veel gezegd. Misschien dat sommige mensen er naar op zoek gaan. Maar dat kunt u
toch niet met zekerheid zeggen? Waarom zou ik voor het afspelen van muziek
moeten betalen als er niemand is die het kan horen?”
“Meneer, ik
heb geen zin om met u over die filosofische vraag te debatteren. Er gaan hoe
dan ook mensen opdagen om naar die muziek te luisteren. Misschien kunnen we de
woestijn in kwestie dan als parking registreren. Hoe groot is die woestijn
precies?”
“Euh, ik
geloof iets van een 2000 kilometer lang, 200 kilometer breed. Maar een woestijn
is toch geen parking? Daar kunnen toch geen auto’s rijden?”
“U bent
toch op de site geraakt met een woestijnbuggy? Die heeft u daar toch geparkeerd
gedurende de opbouwtijd van uw installatie?”
“Ja, die
stond daar wel, maar ik was de enige daar.”
“Dus ruw
geschat een oppervlakte van 80.000 vierkante kilometer. Waarom heeft u de
installatie niet in de Serengeti gezet? Die is maar 30.000 vierkante kilometer
groot. En die komt tenminste in het nummer voor.”
“De
Serengeti is een savanne. Het loopt daar vol dieren. En het klimaat is ook heel
anders. De installatie zou daar veel te snel vernield worden door de
elementen.”
“Interessant.
Bij parkings berekenen we de vergoeding op basis van het aantal staanplaatsen. Het
gemiddelde is honderd auto’s per 2.500 vierkante meter. Onze standaardtarieven
lopen tot tweeduizend voertuigen. Dan zit u al aan 370 euro.”
“Wablieft?
Moet ik echt 370 euro betalen? Ik wou gewoon een hommage brengen aan het beste
lied uit de jaren ’80. Het is een auditief kunstwerk! Ik zou zelf betaald
moeten worden. Weet u hoeveel tijd en energie ik daarin gestoken heb?”
“370 euro
is het standaardtarief. Per vierhonderd extra voertuigen komt er nog eens 20
euro bij.” De vrouw haalt een rekentoestel uit haar aktetas en tikt de cijfers in. “Voor die oppervlakte komen we op een totaal van 3 miljard tweehonderd
miljoen auto’s.”
“Dat meent
u niet.”
“Gelukkig
voor u is het de Sahara niet, hé meneer? Volgens de krant bent u van plan het
nummer de komende 55 miljoen jaar te laten spelen. Klopt dit?”
“Maar nee!
Dat was toch maar bij wijze van spreken!”
"Dan maak ik een contract op met een jaarlijkse herziening en komen we voor het eerste jaar op een totaalbedrag van honderdzestig miljoen euro. Betaalt u contant of met de kaart?"
(Dit is het resultaat van een opdracht voor de opleiding Literaire Creatie aan de Genkse Academie voor Muziek, Woord & Dans, gegeven door Kaat Vrancken. Opdracht was een verhaal te schrijven gebaseerd op een krantenartikel.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten