vrijdag 12 augustus 2016

Fantasie op hol


Mijn schoonbroer is lid van Natuurpunt. Vorige zaterdag ging ik op zijn uitnodiging mee voor een wandeling in de bossen van Herenthout en een bezoek aan het lokale Vlaams Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren. Toevallig was daar ook een leraar van mijn oude lagere school. Ik heb zelf nooit in zijn klas gezeten, maar hij kende me nog wel. Vooral omdat ze vroeger blijkbaar mijn beste opstellen in hun klas voorlazen. Daar heb ik nooit iets van geweten, en het was wel grappig om dat nu, meer dan 25 jaar later, plots te ontdekken.

Van alle verhaaltjes die ik in de lagere school geschreven heb, herinner ik me niet veel meer. Ik weet nog dat ik er kleine “boekjes” van maakte: tien op een retro typemachine geschreven A4-pagina’s aan elkaar geniet, een titelblad met een tekening erop, en op de achterkant van het laatste blad een korte samenvatting en misschien zelf een lijstje met titels van mijn vorige verhaaltjes. Regelmatig nodigde de school een jeugdschrijver uit. Zo maakte ik kennis met Annelies Tock en Jo Briels. Dat waren toen dé hoogtepunten uit mijn leven. Naast enkele gehandtekende exemplaren van hun boeken heb ik er ook veel inspiratie aan over gehouden. Want ik wou net zoals hen worden. Ik wou dat zoveel mogelijk mensen mijn zelfverzonnen verhaaltjes te lezen zouden krijgen.

Mijn “magnum opus” van de lagere school is toch wel het vervolg dat ik schreef op een boek dat we in de klas lazen: “Later Wil Ik Stuntman Worden” van Detty Verreydt, een verhaal met nogal een open einde. Ik weet dat de juffrouw aan ons vroeg hoe volgens ons het verhaal verder zou gaan. Een klasgenootje zei dat iedereen vrienden werd en dat alles zo goed kwam. Ik reageerde dat het niet zo simpel was. En daarna nam ik de opdracht veel serieuzer op dan de bedoeling was, en schreef de verdere avonturen van de personages neer. Dat kleine zelfgemaakte boekje heb ik trouwens niet zo lang geleden teruggevonden. Bij het opruimen van mijn boekenkast zag ik het plots uit mijn eigen exemplaar van het originele boek van Detty Verreydt steken.

Ik schreef nog een tweede vervolg. De personages waren uiteindelijk inderdaad vrienden geworden, en hadden een soort clubje opgericht. En omdat we toen begin de jaren ’90 waren, moest het wel een skateboardclubje zijn, natuurlijk. Maar dat niet alleen: wat ik ondertussen als míjn personages beschouwde, ontwikkelden zich tot ware misdaadbestrijders. Dat verhaal is echter lang geleden verloren geraakt. Maar wie weet duikt het ooit nog wel eens op tijdens een andere opruimactie. Of misschien is het maar beter dat het verloren blijft.

Tijdens mijn tienerjaren kreeg ik het idee om een aantal verhalen te schrijven die zich afspeelden in hetzelfde fictieve dorpje. Ik bedacht een naam, tekende een stratenplan, en zag mijn stijl al een beetje volwassener worden, hoewel het achteraf gezien inhoudelijk wel simplistisch en kinderachtig bleef. In die periode werd ik ook fan van schrijvers als Dean Koontz en Stephen King, en dat werd ook duidelijk in mijn eigen verhalen, die af en toe een bovennatuurlijk tintje kregen. 

De afzonderlijke titels van mijn “Twingates Trilogie” (oké, bijna onbeschaamd plagiaat van “Twin Peaks”, ik weet het, ik was nog maar 15 hè!) zijn wat wazig in mijn geheugen dus wat dat betreft ga ik een beetje moeten gokken, maar de verhaallijnen ken ik nog wel. De eerste (“Twingates”) gaat over een slechte organisatie die werkt aan een supercomputer die het hele internet kan overnemen, en ze worden tegengehouden door de dochter van hun projectingenieur en haar vrienden. Het tweede (“Bergop”) gaat over enkele schooljongens die onbewust deel uitmaken van een experiment om supersoldaten te maken, maar zij ontwikkelen paranormale gaven in de plaats en gebruiken die om in opstand te komen. De derde (“Hallucinaties”) gaat over een terroristische organisatie die een wetenschapper kidnapt om een teleportatiesysteem te ontwikkelen, en zijn zoon komt hem op het spoor dankzij de visioenen die hij krijgt nadat hij bijna verdrinkt.

Tien jaar nadat ik deze individuele verhalen schreef, besefte ik hoe ze qua structuur heel fel gelijke tred houden. Ik kreeg het idee om ze met elkaar te verweven, de drie slechteriken te combineren tot één grote, maar de drie verschillende “heldengroepjes” wel te behouden en hen tegen het einde aan hun krachten te laten bundelen. Elk verhaal is honderd A4-pagina’s lang. Ik knipte die pagina’s letterlijk in stukken, en sorteerde ze in een nieuwe volgorde. Dat zette ik allemaal in een nieuw document van 300 pagina's lang. Dat was de geboorte van “Het Cerberus Project”, en ik begon te reviseren. Een heleboel overbodige rommel kon ik al schrappen. Ik moest ook een aantal nieuwe stukken schrijven om de drie verhalen met elkaar te verbinden. Maar het is nog lang niet klaar, en ondertussen ligt dit project al tien jaar stil.

Naast deze trilogie schreef ik ook nog wat andere dingen. “Het Halve Gezicht” heeft twee versies doorlopen en heette eerst “Tweede Zit”, over een aantal jongens die een schooljaar moesten overdoen en vooral last hadden van liefdesperikelen. Dit was trouwens het allereerste manuscript dit ik ooit naar een uitgeverij stuurde; mijn lerares Nederlands gaf me hun contactgegevens door. Het werd uiteraard negatief beoordeeld, en met hun feedback begon ik het te herschrijven en maakte ik er iets compleet anders van. Uiteindelijk werd het een verhaal over een psychisch gestoorde jongen die zijn verhaal doet vanop “death row” na de “moord” op een klasgenoot. Ik veronderstel dat ik toen in een duistere fase zat op de middelbare school …

Na het middelbaar liep ik twee jaar hogeschool, en ook daar bleef ik nieuwe verhalen schrijven. “De Spirit Lake Trilogie”, drie verhalen die zich hoofdzakelijk afspelen in een klein dorpje in de Amerikaanse staat Washington. Voor het eerste, “De Wensbrenger”, nam ik contact met de Amerikaanse FBI om wat achtergrondinformatie te verzamelen. Het verhaal gaat namelijk over een FBI-agent die samenwerkt met een politiedetective om een man op te sporen die de diepste verlangens van zijn oude vrouwelijke klasgenoten vervult, waaronder een mishandelend vriendje uit de weg ruimen. “De Wensbrenger” ligt momenteel ook in mijn revisieschuif, omdat ik daar nog heel wat mogelijke verbeteringen in zie.  

“De Pizzaman” is een paranormaal verhaal over bezetenheid door een demon, en een speciale jongen die hem weet tegen te houden (lichtjes geïnspireerd door “From the Corner of His Eye” van Dean Koontz).  Mijn exemplaar van “De Pizzaman” ben ik ondertussen ook kwijt gespeeld. En dan is er nog “Luister naar de Stilte”, over een jongen die na lange tijd terug naar huis keert en geconfronteerd wordt met een oude liefde en de vervreemding met zijn eigen vader. De oorspronkelijke inspiratie voor dit verhaal was in feite een monster dat in een meer woont en een nabijgelegen dorpje terroriseert. Die horror-versie heette eerst "Hoektanden", maar het verhaal ging al vanaf het begin een compleet andere richting uit en draait nu meer rond de relaties tussen mensen. Dit was de eerste keer dat mijn personages een loopje met me namen, en me dingen lieten zien en dingen zegden die ik zelf niet van hen verwachtte.

Tussendoor schreef ik ook nog “De Toekomst was Gisteren”, een in mijn ogen leuk science-fiction/avonturenverhaal dat zich eigenlijk in real-time afspeelt en ook op één locatie, waarvan ik dan ook een plattegrond toegevoegd had om het komen en gaan van de personages beter te volgen. In feite is het een cliché verhaal over aan het leger ontsnapte buitenaardse wezens die terug naar hun ruimteschip willen en de hulp inroepen van enkele plaatselijke hogeschoolstudenten. Het was eigenlijk begonnen met het plan om enkele losstaande krantenkoppen met elkaar proberen te verbinden. En ja, natuurlijk is “aliens” dan het gemakkelijkste antwoord.

Ik weet niet meer in welk jaar het was, maar ik heb ook één keer meegedaan met NaNoWriMo, oftwel National Novel Writing Month, wat steeds in de maand november plaatsvindt en waarbij het dus de bedoeling is om in die maand 50,000 woorden neer te schrijven. Hiervoor koos ik een verhaallijn die ik al enkele jaren in het achterhoofd had, getiteld “Reünie”: een man krijgt een oude vakantiefoto in zijn brievenbus met een doodshoofd over zijn gezicht getekend. Eén van zijn twee kameraden op die foto wil hem dood, maar wie is het, en waarom? Het is een verhaal zonder veel franjes, behalve dat het hoofdpersonage graag in dialoog gaat mijn zijn hond.

Het belangrijkste verhaal waar ik momenteel (in theorie tenminste) aan werk, is “Cherish Vitality”. Geen idee wanneer ik er precies aan begonnen ben, maar op een keer kwamen er twee namen in me op, de twee hoofdpersonages, waarvan ik niet wist wie ze waren of wat ze deden: Ralph Rave en Cherish Vitality. Ik begon te schrijven over Ralph, hij kreeg er een gekke moeder bij, die moeder kreeg een nieuwe vriend, en op een avond bellen ze hem om te vragen of hij in de winkel een pakje condooms voor hen wil gaan kopen. In die winkel ontmoet hij Cherish Vitality, en vanaf dat moment staat zijn wereld op z’n kop. Ralph Rave was steeds een duidelijk personage voor mij. Ik wist wie hij was, waar hij vandaan komt, wat hij wil, … Maar na 50 à 60 pagina’s weet ik nog steeds niet wie Cherish Vitality is, waar ze vandaan komt, en hoe ze de dingen weet en doet die ze weet en doet. En ik kwam op een punt in het verhaal waar de twee personages met elkaars filosofie geconfronteerd worden, en ik sla er momenteel niet in om zelf het standpunt van Cherish te begrijpen, laat staan neer te schrijven. Toen kreeg ik het idee, na het lezen van “Dat is wat ik bemin” van Isabelle Rossaert, om het verhaal dat ik tot nu toe heb, te reviseren. Ik ben bezig het vertelperspectief te veranderen van derde naar eerste persoon, zodat het nu Ralph zelf is die het hele verhaal vertelt. Dit met de hoop dat, wanneer ik de moeilijke scène in kwestie bereik, ik er gemakkelijker een vervolg aan ga kunnen schrijven. Maar iets zegt me dat het niet zo simpel gaat zijn, en dat ik eigenlijk eerst met mijn personage Cherish Vitality op een soort retraite ga moeten gaan om haar zelf te leren kennen, om haar te leren doorgronden, om te weten te komen op welke manier ze precies naar het leven kijkt en wat ze er over denkt, waarom ze bepaalde keuzes maakt, en wat haar motieven zijn.

Er ligt heel veel geschrijf in mijn verleden, maar ik heb ook nog veel werk voor de boeg. Ooit komt de dag dat ik deze hobby opnieuw omhels, als de rest van mijn leven terug wat rustiger is geworden, minder opgejaagd, en ik niet langer het gevoel heb steeds tijd te verspillen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten